In 2021 zouden de procedures worden gestart om het systeem van zomertijd/wintertijd af te schaffen voor de EU lidstaten. Dit was in 2018 voorgesteld door de Europese Commissie op voorspraak van de toenmalige voorzitter Junckers maar de Europese Raad (regeringsleiders) moet zich hierover nog uitspreken, De kwestie staat echter niet hoog op de prioriteitenlijst dus voorlopig zullen we de klok nog wel tweemaal per jaar moeten bijstellen.
Het geweeklaag van de tegenstanders hiervan zal zoals ieder jaar rond eind maart weer een hoogtepunt bereiken.
Het plotselinge tijdsverschil van één uur zou het bioritme ernstig verstoren en grote gezondheidsschade opleveren. Sommigen van de klagers zouden pas weer enigszins in balans komen bij het terugzetten van de klok eind oktober. Dezelfde mensen hebben geen enkel probleem met een weekendje Londen of een weekje Tenerife of Kreta.
Zelfs de echte jetlag bestemmingen New York, Bali, Thailand vormen opeens geen belemmering meer. De slaapdeskundigen die altijd vooraan staan om te waarschuwen tegen het gevaarlijke verzetten van de klok hoor je daar niet over want de ongemakken lijken als op magische wijze verdwenen.
Eind 2018 werd – naar model van een EU enquete in opdracht van minister Ollongren in Nederland een flitspeiling gehouden naar de voorkeur voor de tijdsmanipulatie.
De uitkomst hiervan was ruwweg: 40 procent heeft voorkeur voor permanente wintertijd, 30 procent voor permanente zomertijd, 30 procent voor handhaven van het huidige systeem.
De hele enquête was een demonstratie van wetenschappelijk analfabetisme.
Slechts een klein gezelschap was op de hoogte van deze peiling en kon er dus aan deelnemen. Over de samenstelling van de populatie is niets bekend maar met Ollongren als inspirator zal het grachtengordelgehalte hoog zijn.
De NOS, nooit te beroerd om een D66-initiatief steun in de rug te geven, publiceerde de uitslag onder de kop ‘Groot deel Nederlanders wil het liefst het hele jaar wintertijd’. Dit had natuurlijk moeten zijn, ‘Een beperkte steekproef wijst uit: zestig procent van de deelnemers kiest niet voor permanente wintertijd’.
In feite kan alleen een landelijk referendum duidelijkheid kan geven over wat ‘De Nederlander’ wil.
Voorlopig echter hebben de aanhangers van de permanente wintertijd het hoogste woord. In hun argumentatie wijzen zij er steeds weer op dat de wintertijd de ware tijd is (omdat dan de zon om twaalf uur in het hoogste punt van zijn baan staat) en met het vooruit zetten van de klok naar zomertijd helpen we dit fenomeen om zeep.
Maar hoe ‘waar’ is de tijd eigenlijk?
De astronomie geeft ons het antwoord tot op elk gewenst detailniveau en iedere astronoom weet hoe lastig het is om een kalender te ontwerpen die eeuwenlang kloppend blijft en welke tussentijdse correcties hiermee gepaard gaan.
Ons dag- en nachtritme is natuurlijk gebaseerd op de draaiing van de aarde.
Een volledige rotatie is voltooid als een verre ster onder exact dezelfde hoek weer zichtbaar wordt, een siderische dag van 23 uur en 56 minuten. Is dat dan niet precies een etmaal? Nee, want er is voor gekozen om de draaiing pas als voltooid te beschouwen als het middelpunt van de zon onder dezelfde hoek zichtbaar wordt, een synodische dag. Het etmaal is dus een beetje langer want de aarde heeft zich inmiddels in haar baan verplaatst en moet iets verder om de as draaien om zich op dat middelpunt te richten. De siderische dag wordt op deze manier met ongeveer vier minuten) verlengd tot een etmaal van 24 uur.
Tezamen met de corrigerende schrikkeldag en nog enkele kleine aanpassingen kan zo worden voorkomen dat het middagsuur midden in de nacht valt en de seizoenen zich geleidelijk gaan verplaatsen zodat uiteindelijk Kerstmis in de zomer valt.
De baan van de aarde is niet een mooie zuivere cirkel met de zon in het middelpunt, de baan is enigszins ellipsvormig hetgeen betekent dat de baansnelheid een beetje varieert. De omloopsnelheid is in de wintermaanden (de winter van het noordelijk halfrond) hoger dan in de zomermaanden. En dat heeft gevolgen voor de synodische dag, deze is ’s winters iets langer dan zomers. Er is gelukkig niet voor gekozen om ons etmaal mee te laten variëren, onze mechanische uurwerken zouden dit niet kunnen bolwerken.
Onze dag van 24 uur is gebaseerd op de middelbare zonnedag, het gemiddelde van de daglengte over een jaar. Het schommelen van de 12-uur positie van de zon die dit onvermijdelijk tot gevolg heeft heet tijdsvereffening. En dan te bedenken dat zelfs de vertrouwde draaiing van onze aardbol om zijn as niet zo constant is als we zouden willen. Variabele aardrotatie.
Ook de verdeling tussen dag en nacht is door de schuine stand van de aardas voortdurend aan het veranderen. De grootste verschillen zien we bij de polen, nabij de evenaar is dit veel minder. Plaatsen op dezelfde breedtegraad hebben gelijke daglichtduur. In Utrecht is de daglichtlengte midwinter ruwweg 8 uur, midzomer ongeveer 16 uur.
Met al deze variaties, correcties en aanpassingen is het begrip ‘ware’ tijd natuurlijk niet meer dan een mythe.
Maar hoe zit het nu met dat hoogste punt van de zonnebaan waar de zon om precies 12 uur (onder verwaarlozing van de tijdsvereffening) hoort te staan?
Vroeger was dit ook zo. De lokale tijd was hier op gericht en de klok werd er op ingesteld. Omdat de zon naar het oosten toe eerder opkomt en ondergaat en naar het westen later, verschilden al die lokale tijden natuurlijk van elkaar.
In het Industriële Tijdperk bleek dit principe door de veel snellere Oost-West verbindingen moeilijk te handhaven en de tijdzones – gebieden met gelijke tijd (standaardtijd) deden hun intree. Men dacht aanvankelijk de aarde te verdelen in 24 stroken van 15 graden breed met een tijdsprong naar de volgende zone van 1 uur.
Maar om geopolitieke redenen bleek het wenselijk om die stroken aan te passen aan gebieden en landsgrenzen en nu zijn er wereldwijd zelfs 40 tijdzones in gebruik.
Hoe dan ook, Nederland ligt in de Midden Europese Tijdzone (MET). Net als Zweden, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Polen en meer landen.
De zone loopt naar het oosten door tot de oostgrens van Polen. Warschau ligt ongeveer op dezelfde breedtegraad als Amsterdam, dat betekent dus dat de daglengte voor deze steden het hele jaar gelijk is.
In Warschau komt de zon 64 minuten eerder op dan in Amsterdam (en gaat natuurlijk ook 64 minuten eerder onder) maar de klok wijst in beide steden dezelfde tijd aan.
In Madrid dat nog westelijker ligt in de tijdzone is het verschil nog groter.
Op 21 maart als de daglengte overal op aarde ongeveer 12 uur is, komt de zon 101 minuten later op dan in Warschau. Maar ook hier wordt dit door de klok genegeerd want de steden liggen in dezelfde tijdzone.
Het hanteren van een zomertijd verandert niets aan deze situatie, tenzij de landen in een zone ieder voor zich besluiten om de klok wel of niet te verzetten.
Door het instellen van de tijdzones bleef er van die lokale ‘ware’ tijd weinig over, die werd in feite overboord gekieperd. Ergens in de zone ligt weliswaar de meridiaan waarboven de zon rond 12 uur in het hoogste punt staat. Bij de MET is dit ongeveer de meridiaan die door Berlijn loopt, maar zodra je naar het oosten of het westen afwijkt klopt deze 12-uur elevatie al niet meer omdat de klok niet mee varieert.
De vraag blijft natuurlijk: hoe belangrijk is die ware tijd dan wel?
In vroeger dagen erg belangrijk want de dagindeling van de mensen was hierop gebaseerd. De boer stond met het krieken van de dag op om zijn stukje land te gaan bewerken en hij ging kort na het invallen van de nacht naar bed, want morgen immers weer een zware dag.
We zien dit nog steeds in de dierenwereld. De vogels hebben geen klok maar voor de meesten ligt hun dag symmetrisch rond het het echte middaguur.
De vogels in Warschau worden eerder wakker dan de vogels in Amsterdam en gaan eerder slapen. Zonder klok, zonder zomertijd, zonder wintertijd.
En hoe symmetrisch is de dag van de moderne mens?
Die dag ziet er totaal anders uit. De gemiddelde mens staat om 7 uur op en gaat om 23 uur slapen. Op een locatie van minimaal gecorrigeerde tijd (bijv. Berlijn of nog zuiverder Greenwich) betekent dat 5 uur voor het middaguur en 11 uur erna. Behoorlijk asymmetrisch dus! Het opschuiven van een uur bij de grenzen van de tijdzone en/of door zomertijd maakt helemaal niet zoveel uit.
De mensheid hoeft niet in het donker te zitten zoals de arme boer vroeger. Alles wordt na zonsondergang verlicht en het leven gaat vrolijk verder. Met deze verworvenheid is onze afhankelijkheid van het daglicht – en dus van de middaguur-symmetrie – definitief verdreven.
Hoe nu verder?
Niemand wil natuurlijk terug naar de kleinschaligheid van lokale tijd om zo de voordelen te verliezen van het identieke tijdschema binnen een tijdzone.
De geniale gedachte achter de zone met gemeenschappelijke tijd zou fors geweld worden aangedaan door de strook te versnipperen in landen met een eigen keuze voor zomertijd of wintertijd.
Alleen een simple mind als de Europese Commissie ex-voorzitter Junckers kan zoiets voorstellen.
Afstemming met de omringende landen en de belangrijkste sociaal-economische partnerlanden staat dus voorop want het is van groot belang dat de tijdzonesynchronisatie intact blijft.
De keuze van het Nederlandse volk – als uitkomst van een nationaal referendum – kan worden ingebracht bij dit overleg maar kan niet bepalend zijn.
Eef
12 januari 2021